De wettelijke taken op het gebied van het openbaar vervoer zijn inmiddels al van het Bestuur Regio Utrecht (BRU) overgedragen aan de provincie. Het BRU wordt opgeheven en voor de overige activiteiten wordt een minder bureaucratische vorm van samenwerking gekozen. “Het oude regionale bestuur was weinig democratisch”, verklaart VVD-raadslid Willem Buunk. “Het is goed om met een schone lei te beginnen, maar de plannen van de bestuurders zijn nog vaag en dreigen even duur te blijven. Het kan voor minder geld en moet met meer democratie.”
In de plannen van het stadsbestuur voor de begroting van 2016 werd zonder onderbouwing al 2,80 euro per inwoner gereserveerd voor nieuwe vormen van regionale samenwerking. Buunk: “Dat is maar 0,30 euro per inwoner minder dan besteed werd aan het BRU. Dat vind ik raar, want het BRU was een overheidsinstantie met tientallen ambtenaren en een zwaar takenpakket van infrastructuurprojecten en openbaar vervoer. Dat doet de provincie nu.”
Samen met andere partijen heeft de VVD daarom voorgesteld de totale bijdrage met nog eens 0,30 euro per inwoner te verlagen, een besparing van jaarlijks 100.000 euro. Buunk: “De VVD wil een effectieve regionale samenwerking. Een bijdrage van ruim 8 ton moet daarvoor ruim voldoende zijn” Het bezuinigde geld wordt gebruikt om een lokale heffing af te schaffen: de boete die inwoners moeten betalen als hun rijbewijs gestolen is.
Democratische controle
Tenslotte diende de VVD een motie in om te benadrukken dat de gemeenteraden in de regio altijd het laatste woord hebben bij regionale besluitvorming. “Een raadsvoorstel waarvan de wethouder zegt dat we het niet kunnen aanpassen, moet dus echt tot het verleden gaan behoren”, betoogt Buunk. “De raad is het hoogste orgaan en heeft dus altijd het laatste woord. De wethouders van alle gemeenten moeten dat goed tussen hun oren knopen.”
Een ruime meerderheid van de gemeenteraad steunde de beide voorstellen. Buunk: “De bestuurders moeten nu aan de slag met een goede uitwerking van een lichte en flexibele organisatie voor een beperkte regionale agenda.”