‘Homoseksualiteit en bestialiteit zijn afwijkingen, immoreel. Als deze afwijkingen in de praktijk worden gebracht, dan kan daar de doodstraf op staan’, aldus imam Khalid Yasin. Zijn vele bezoeken aan Nederland als spreker leidden tot Kamervragen en spoeddebatten. Yasin werd daarbij omschreven als een radicale islamist die haat predikt; een haatprediker.
Radicalisme is een groot probleem, de omvang van de jihadgang is de afgelopen jaren enorm gestegen en de (de-)radicaliseringsprocessen zijn nog complexer geworden. Een sluitende aanpak tussen lokale, nationale en internationale overheden is cruciaal om deze dreiging aan te kunnen en om onze jongeren te beschermen tegen verderfelijke ronselaars van haat en intolerantie. Ook gemeenten worstelen met hun rol hierin en dat is terug te zien in hun plannen en in de lokale politiek, zo ook in de grote steden als Utrecht en Amsterdam. De gemeente Utrecht presenteerde deze week het actieplan aanpak radicalisering en sloeg op een aantal punten de plank faliekant mis. Uitgangspunt van het Utrechtse deradicaliseringsbeleid is het tegengaan van discriminatie en het bevorderen van de dialoog. In dit deel kunnen wij ons vinden. Immers, diverse literatuur toont aan dat dit een van de twee pijlers is waar een effectieve aanpak van radicalisering op stoelt; versterken en mobiliseren van het zogenaamde ‘tegengeluid’.
Het besef dat gemeenten moeten zorgen voor een stevig lokaal netwerk van professionals uit buurtteams, politie, gemeente, jongerenwerkers, onderwijs, zelforganisaties en andere bondgenoten, is in de grote steden terug te zien. Preventie en tijdige signalering zijn noodzakelijke elementen die in de actieplannen niet mogen ontbreken. Dit is cruciaal voor bijvoorbeeld jongeren die worstelen met hun identiteit en flirten met verschillende denkbeelden. Deze jongeren, de ‘wij’-groep, moet je als gemeente niet laten vallen.
Homo’s beschermen en haatimams tolereren, dat gaat eigenlijk niet samen
In het plan vergeet Utrecht echter de tweede pijler. We moeten degenen die onze democratie met geweld willen verstoren, de ‘zij’-groep, geen podium gunnen. Dus ook geen podium voor haatpredikers. Let op; daarmee zeggen wij niet dat je uitingen die niet strafbaar zijn, moet verbieden. Zeker niet. Er is echter een groot gat tussen verbieden en wat Utrecht nu voorstelt. De gemeente kiest er namelijk vanaf nu voor om haatimams ‘gastsprekers’ te noemen. De gemeente kiest geen partij meer, maar reageert voortaan neutraal, aldus de verantwoordelijke GroenLinks-wethouder.
Laat dat tot u doordringen. De gemeente wil zich niet meer uitspreken over haatimams die bijvoorbeeld zelfmoordaanslagen promoten. Deze imams zijn sluw genoeg om niet letterlijk hiertoe op te roepen op bijeenkomsten in Nederland. Eén zoekronde op internet laat zien waar zij echter werkelijk voor staan: zij verheerlijken geweld. Het is cruciaal dat de overheid, dus ook gemeenten, zich actief en duidelijk uitspreekt over radicale types. Maar in de drang naar misplaatste politieke correctheid steekt men liever de kop in het zand. Ontwijken in plaats van stellingnemen.
Het probleem is niet alleen zichtbaar in Utrecht. Eind vorig jaar adviseerde de Amsterdamse burgemeester Van der Laan een door de gemeente gesubsidieerd jongerencentrum om het geplande debat met de woordvoerder van de radicaal-islamitische beweging Hizb ut-Tahrir, af te lasten. De burgemeester was duidelijk: er was geen concrete aanleiding om het debat te verbieden, maar er was ook geen enkele reden voor de gemeente om het debat met deze beweging te faciliteren. Hulde voor dit duidelijke signaal, wat de VVD betreft. Linkse partijen als D66 en GroenLinks waren het echter oneens met het advies van de burgemeester. Dat men niet in staat lijkt om onderscheid te maken tussen het beschermen van de vrijheid van meningsuiting en het faciliteren van het verspreiden van radicaal gedachtegoed, blijft ons niet alleen verbazen; het is ook zeer verontrustend.
Je als lokale overheid niet willen uitspreken is tevens onverenigbaar met andere problemen die zich in gemeenten voordoen. In 2010 wordt het Utrechtse homostel Hans en Tom weggepest uit Leidsche Rijn. Vuurwerk door de bus, stenen door de ruit, noem maar op. De gemeente Utrecht pretendeert dit ten zeerste te betreuren: je moet overal jezelf kunnen zijn. Hoe kan je als gemeente zeggen: wij staan voor vrijheid van seksualiteit, als er mensen zijn (de haatpredikers) die dit opzettelijk proberen te verstoren en hier zelfs tot oproepen met geweld (gooi homo’s met het hoofd naar voren van flatgebouwen af!), dan zijn wij neutraal?!
Het is niet altijd juridisch mogelijk om in te grijpen als haatpredikers onze steden bezoeken. En juist dan moet de gemeente een helder signaal laten horen. Het gaat er om dat wij voor onze democratische rechtstaat staan en deze verdedigen tegen iedereen die dit probeert te verstoren. De huidige situatie vraagt om alles behalve een neutrale overheid.