Wie dit Stadhuis binnenkomt,
wordt begroet door de staatsieportretten van onze oud-burgemeesters. Bij de
ingang hangen diverse voorgangers en opvolgers van Lien. “Hangt er geen
portret van haar in het Stadhuis?”, vroeg iemand me een paar weken geleden.
Dat portret is er wel, maar
het valt niet op. Op een hoogte van een meter of drie-vier, bij de houten vide naar
de raadzaal, hangt een borstbeeld waarop je de ontwapenende glimlach van Lien meteen
herkent.
Dat haar portret niet zo
opvalt, is tekenend voor de bescheidenheid van Lien. Ik citeer: “Ik vind het
niet zo onprettig om niet zo op te vallen. De dingen die ik doe, zullen iets
sneller meer naar binnen gericht zijn. Ik heb er geen bezwaar tegen om op te vallen,
als ik voor de stad naar buiten mag treden. Als het nuttig is voor de stad,
vind ik het goed. Het gaat tenslotte niet om mij, maar om de stad.”
Lien had een bijzonder pad
naar het burgemeesterschap van Utrecht. Ze had geneeskunde gestudeerd, en werd
in de jaren ‘60 samen met haar man lid van de VVD omdat zij zich herkenden in de
waarde van eigen verantwoordelijkheid. Toen haar drie zoons jong waren, was ze huisvrouw
en was haar man actiever in de VVD dan zij. Later ruilden ze de rollen juist om.
Lien werd actief voor de vrouwenbeweging in de VVD en werd gemeenteraadslid in
Den Haag. Vervolgens werd ze in 1974 de eerste vrouwelijke wethouder van Den
Haag, met een stevige portefeuille: financiën. Lien maakte veel indruk bij het
op orde houden van wat ze zelf het “huishoudboekje” noemde. Ze wekte ontzag,
ook bij andere partijen.
Geen wonder dat ze werd
gevraagd om burgemeester van Utrecht te worden. Lien aarzelde enige tijd, maar
besloot vervolgens vol overtuiging ervoor te gaan. Naar eigen zeggen hadden
overwegingen van emancipatie bij haar besluit “beslist” meegespeeld.
Lien was lid van de VVD, maar
bovenal een burgemeester van ons allemaal. In de stad werd ze op handen
gedragen. Als eerste vrouwelijke burgemeester van een van de grote steden
groeide Lien uit tot een rolmodel en voorbeeld voor velen: voor vrouwen en
mannen, voor mensen binnen en buiten de politiek en binnen en buiten Utrecht.
Ook in deze raad was Lien geliefd.
Ze had een heel andere stijl dan haar voorgangers, en gaf de raad op een
ontspannen manier de ruimte om tot besluiten te komen. Op haar informele
leiderschap kwam regelmatig kritiek, met name van de lokale krant. Maar Lien
kon dan altijd rekenen op brede steun in de raad. Een raadslid van de Partij
van de Arbeid noemde de kritiek een “anti-vrouw-campagne". Ik
citeer: “ze doet het op haar manier en alles gaat veel prettiger en meer ontspannen
[dan voorheen]. Vos is intelligent en bescheiden en gaat erg leuk om met
mensen. Laten we blij zijn met een burgemeester die geen hanige manier van
optreden heeft.”
Lien had bovendien bij haar
afscheid goed advies voor de raadsleden in haar tijd, een advies dat ook
vandaag de dag nog steeds toepasselijk is: Ik verbaas mij weleens over het feit
dat men eerst in een commissie getuigenissen aflegt en daarna in de raad nog
eens elkaar met engelengeduld met hetzelfde bestookt. (…) Als er moties en
amendementen worden ingebracht terwijl men uit de discussie in de commissie
weet dat die het niet zullen halen, dan denk ik: je mag best zuiniger zijn met
elkaars tijd.”
In een profiel in een grote
nationale krant in de jaren ‘80 werd Lien omschreven als een ‘zeer
bescheiden doener’. Een treffende omschrijving. Want hoe bescheiden ze ook
was, haar daden voor de stad waren dat zeker niet. Zoals de burgemeester al
aangaf, stond ze bijvoorbeeld aan de wieg van Leidsche Rijn.
Voor haar inzet voor de stad
zijn we haar blijvend veel dank verschuldigd. Het is aan ons om haar en haar
verdiensten te blijven herinneren en te blijven eren.
We wensen de geliefden van
Lien veel sterkte toe.