De Joodse gemeenschap in onze stad voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog wordt geschat op tussen de 1.600 en 2.000 personen. Zij kregen van de bezetter de volle laag. In het voorjaar van 1942 startten de deportaties, werden Joodse gezinnen zonder pardon uit hun huizen verdreven en op transport gezet om in veel gevallen nooit meer terug te keren. Voor de mensen die wel terugkeerden begon een lange en onzekere periode.
Uit onderzoek is gebleken dat de gemeente Utrecht weinig compassie heeft getoond met Joodse inwoners die onderdoken of terugkeerden uit de kampen. Zo werd er bijvoorbeeld door de gemeente geen moeite gedaan om procedures te versnellen of vergemakkelijken om een woning terug te krijgen. Het initiatief voor rechtsherstel lag daarmee aan de kant van Joodse inwoners. Voor die kille houding heeft de Utrechtse gemeenteraad op donderdag 21 januari 2021 spijt betuigd.
Deze spijtbetuiging gaat vergezeld van eenmalig financieel gebaar van 300.000 euro ten behoeve van de Joodse gemeenschap in Utrecht. Dit bedrag is bepaald op basis van de aanname dat er naheffingen voor straatbelasting zijn opgelegd en is afgeleid van het aantal Joodse inwoners en het percentage eigen woningen in die tijd. Het bedrag komt ten goede van de twee Joodse gemeenschappen in Utrecht en kan door hen worden besteed.
Als VVD-fractie realiseren we ons goed dat geen enkel bedrag, geen enkele spijtbetuiging het onbeschrijflijke leed dat de Joodse gemeenschap is aangedaan, kan verzachten. Toch is het belangrijk dat het gemeentebestuur rekenschap geeft over haar rol na de Tweede Wereldoorlog. Door spijt te betuigen en met een financiƫle bijdrage hopen we mede vorm te geven aan een vitale Joodse gemeenschap in Utrecht. Zonder de pijnlijke herinnering aan die duistere dagen te vergeten.